Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [34]Te allen dage [35]doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en [36][weinige] jaren in getal zijn voor den tiran [37]weggelegd. 34. Dat is, den gansen tijd zijns levens. Hier begint Elifaz te verhalen hetgeen de oude en wijze mannen voor een lering nagelaten hadden, zeer overeenkomende met hetgeen hij voorgedragen heeft, boven, hfdst.5 vs.3, enz. 35. De zin is: Hoewel de bozen uiterlijk welvaren in deze wereld, dat zij nochtans ongelukkig zijn vanwege de inwendige onrust huns gemoeds. 36. Hebreeuws, een getal der jaren; inplaats van jaren des getals. Dat is, weinige, die licht kunnen geteld worden; gelijk Gen.34:30. Zie de aantekening. De boze heeft tweeerlei plagen; de ene dat hij in zijn tijdelijk geluk nimmermeer gerust is; de andere, dat zijn voorspoed niet lang duurt. Anderen zetten het laatste van vs.20 aldus over: En het getal der jaren, te weten, zijns levens, is voor den tiran verborgen. 37. Te weten, in Gods eeuwigen raad, die voor de mensen verborgen is.